Gisteren kwam ik op straat in gesprek met een vrouw die sinds januari thuis zat met een burn out. Dat vertelde ze me bijna meteen nadat ik haar vriendelijk goedemorgen had gezegd. Belangrijke dingen eerst toch.
Het toevallige gesprek kreeg voor wat betreft onderwerp geen vorm. Van de hak op de tak. Van wonen in Nederland tot redenen van haar kinderloosheid. Van fitness tot mannenmishandeling in relaties.
Ons gesprek transformeerde zich gaandeweg de 10 minuten die het duurde. Van gesprekspartner werd ik al snel een stilgevallen luisteraar. Een klankbord. En het was niet alleen een gevoel een drenkeling het vermoordende water uit te zien rochelen. Ze zei ook letterlijk dat ze al twee weken met niemand had gesproken. Niemand wilde spreken. Niet wilde. Niet durfde. Geen opening zag om te beginnen.
Dat zou voor mij normaal gesproken voor mij sein geweest zijn om het gesprek af te breken en weg te benen. Haar een blik op mijn rug te gunnen.
Die dag bleef ik echter. Misschien ook omdat de zon zoveel plezier had op die knisperende herfstochtend. Speels glurend tussen imponerende takken van de linde. Eeuwig schijnend op zoveel levens. Ook op dat van die mevrouw.
Onbekend was ze voor mij. Ongezien eerder. Ze raakte me diep toen ze me vroeg hoe je gelukkig moest worden. Een vraag helemaal niet retorisch bedoeld.
Mond vol tanden. Maar met onze gezichten naar elkaar toe. Ik hoop dat er een antwoord is. Voor mij. Voor haar. Voor anderen. En dan vooral voor Sinéad O’Connor die zoveel mensen aanraakte met droeve vreugde. We worstelen !
~taalluister~